|
Omschrijving |
Kefalonia, 1940. In de straten van het dorpje, hoog in de heuvels, boven de haven van Argostoli heerst een grote drukte. Het jaarlijkse Feest van Sint Gerasimos is volop aan de gang.
Als Velisarios later op de dag, zijn kanon afvuurt, schiet hij per ongeluk het achterwerk van de knappe visser Mandras vol loodjes. Het slachtoffer wordt meteen naar het kabinet van dokter Iannis gebracht. De liefdesrelatie tussen Mandras en Pelagia, de dochter van Dr Iannis, wordt meteen duidelijk, als de arts tijdens de behandeling uitgebreid commentaar levert over de spierstructuur van haar geliefde's achterwerk.
Ondanks de dreigende oorlog worden Mandras en Pelagia verloofd. De volgende dag moet Mandras echter naar de Albanese grens vertrekken om er de Italianen te bestrijden. Hij laat zijn kersverse verloofde en zijn wenende moeder Drosoula achter in het dorp.
De tijd vliegt voorbij. Pelagia's brieven blijven onbeantwoord. Dr Iannis krijgt het bevel een Italiaans officier te herbergen. Hij weigert op het bevel in te gaan, tot hij in ruil voor de komst van de Italiaan een lading medisch materiaal weet te versieren. Zo belandt Kapitein Antonio Corelli in Kefalonia. Corelli, een melomaan en mandolinespeler, vormt samen met zijn jonge manschappen een ongelooflijk operakoor: " La Scala ".
Spoedig veroveren Corelli en de jongens van "La Scala" de harten van de eilandbewoners. De bezetting begint stilaan op een zomervakantie te lijken. Maar het gevaar dreigt. Er ontstaat een liefdesrelatie tussen Corelli en Pelagia. Als een zwaar gehavende Mandras naar zijn dorp terugkeert, vreest hij dat zijn verloofde hem in de steek heeft gelaten voor een vijandelijk officier. Eéns hersteld, vervoegt hij het leger van de Griekse Partizanen. |